Gegeven de lijn \( k:\left(\begin{array}{l}x \\ y \\ z\end{array}\right)=\left(\begin{array}{l}4 \\ 5 \\ 6\end{array}\right)+\lambda\left(\begin{array}{c}3 \\ 5 \\ -1\end{array}\right) \) a. Noem twee normaalvectoren van \( k \). b. Stel een vectoryoorstelling op van het loodvlak uit \( O \) op \( k \). c. Stel een vectorvoorstelling op van het loodvlak op \( k \) dat gaat door het punt \( P(2,-3,7) \)
Real Tutor Solution
Answer
Solution
Sign in to Unlock Answers for Free!
A Learning Platform Trusted by Millions of Real Students and Teachers.
Reviewed and approved by the UpStudy tutoring team
Extra Insights
Een lijn in de ruimte kan worden beschreven door een punt en een richtingsvector. Voor de lijn \( k \) zien we dat het punt \((4, 5, 6)\) op de lijn ligt en dat de richtingsvector is gegeven door \((3, 5, -1)\). Twee normaalvectoren van de lijn \( k \) zijn elke vector die orthogonaal is aan de richtingsvector. Een voorbeeld van normaalvectoren zou kunnen zijn \((5, -3, 0)\) en \((-1, 1, 0)\), omdat hun inproduct met de richtingsvector 0 is. Om een vectorvoorstelling op te stellen van het loodvlak uit \( O(0, 0, 0) \) op lijn \( k \), moeten we eerst de normaalvector gebruiken. Laten we de normaalvector \( n = (a,b,c) \) noemen. Dan is de vectorvoorstelling van het loodvlak gegeven door de vergelijking: \[ \begin{pmatrix} x \\ y \\ z \end{pmatrix} = \begin{pmatrix} 0 \\ 0 \\ 0 \end{pmatrix} + s \begin{pmatrix} a \\ b \\ c \end{pmatrix} + t \begin{pmatrix} 3 \\ 5 \\ -1 \end{pmatrix} \] waarbij \( s \) en \( t \) parameters zijn die de lijn en het loodvlak in de ruimte beschrijven. De vectorvoorstelling van het loodvlak op lijn \( k \) dat door het punt \( P(2, -3, 7) \) gaat, kan worden afgeleid door ook hier weer gebruik te maken van een normaalvector \( (a, b, c) \) die orthogonaal moet zijn aan de richtingsvector \((3, 5, -1)\). De vectorvoorstelling dan kan geschreven worden als: \[ \begin{pmatrix} x \\ y \\ z \end{pmatrix} = \begin{pmatrix} 2 \\ -3 \\ 7 \end{pmatrix} + s \begin{pmatrix} a \\ b \\ c \end{pmatrix} + t \begin{pmatrix} 3 \\ 5 \\ -1 \end{pmatrix} \] Hierbij zijn \( s \) en \( t \) opnieuw parameters die ons helpen om punten op het loodvlak te beschrijven.